Forever and ever
Mijn moeder zou een uitstekende docent geweest kunnen zijn. Haar monologen en anecdotes zijn befaamd. Ze kan zeker luisteren, maar dat leidt vaak tot herinneringen die opgedoken worden als parels uit de diepe zee. Ze wordt gestaag ouder. Het haar grijzer, de rimpels in haar gezicht dieper. Ik zie haar knokige reumatische vingers en denk: dat is mijn voorland.
Gisteren tijdens de paasbrunch deed ze een poging om het welkom woord kort te houden. Dat lukte. Ze maakte haar laatste zin niet af. De brunch was perfect, op de grote hoeveelheid mini-croissants na. Maar die kon ze wel geven aan de andere bewoners van de Zonstraat die zich hadden verzameld op het gezamenlijke veld aan de Minstroom. De paling stukjes smolten op de tong, een eitje de man om te tikken. Er waren tijden dat de paasbrunch teveel was. Het liep over, zoals zij dat ook kon doen. Het was grenzeloos.
Ik had zin om haar vast te houden, haar te laten voelen hoe goed ze mij heeft groot weten te brengen. Daar kon geen oorlog tegenop. Maar ik moest mijzelf inhouden. Ik kon haar niet laten breken, het hart in stukjes verstopt in het gras van de tuin. Het was haar verdriet, haar beste en oudste vriendin met ongeneeslijke kanker. Weer iemand die ermee moest stoppen. Ze zette de paling naast mijn bordje. De buurman plaagde haar. Ze ging erop in, ze bespeelde de tafel en vertelde over die schavuit op het werk die maar met zijn vriendin in Griekenland op kosten van de zaak bleef bellen. Het was fragmentarisch. Maar ze vertelde gewoon door.
Op weg naar de paasbraai in Amsterdam vonden we dat we ons meer moesten inzetten om onze vriendenkring te verjongen. Dat was de enige manier om niet alleen achter te blijven. Nog geen minuut later waren we aangekomen en Vasilis schoof aan bij de moeder en schoonouders van de gastvrouw.
Mislukt.