Mutants

takashi-murakami-exhibition-frankfurt-2
Mijn lagere schooltijd was een vreemde gewaarwording. Van mama’s meisje naar favoriet van de juf. Daar kon ik weinig aan doen. Ik had iets kwetsbaars; een mooi meisje van gescheiden ouders met droevige ogen. Ik vond leren leuk. Als je klaar was met een opdracht, mocht je tekenen. Het schoolplein was imponerend met krioelende kinderen. Duizenden voor mijn gevoel. Maar ik zocht de bescherming op van een kleine groep waarmee je samen de handstand kon oefenen tegen een muur, of knikkeren en later meiden vangertje. Sommige kinderen hadden minder geluk.

Ik herinner mij een lange jongen met witte haren en een witte huid die licht leek te geven. In plaats van te lopen, had hij een vreemd huppeltje. Hij droeg altijd een coltrui en zei geen woord. De stoere jongens liepen over hem heen. Vaak letterlijk.

Er was ook een meisje dat zich vaak onzichtbaar kon maken. Een haarlok viel over haar linkerwang die bedekt was met littekens van een oude brandwond. Het maakte haar tot een geliefd onderwerp bij een viertal meisjes om haar na schooltijd op te wachten en met haar mee te lopen terwijl ze haar jenden en duwden en vernederden.

Misschien droomden ze ‘s nachts over de pestkoppen, hoe ze als gemuteerde superhelden een heroïsch einde maakten aan hun angstregime. Uit het litteken kwamen neon roze laserstralen die de pestkoppen reduceerden tot trillende puddinkjes. En de jongen met de witte haren veranderde om 15.30 in een woeste centaur, van boven mens en van onder een paard. Pissend in hun broekjes van angst lagen ze daar, op de stoep, terwijl het mythische beest over hen heen torende met de hoeven gereed stonden om ze te vertrappen.
amanda01

Ik hoop dat het nu goed met ze gaat. Maar zeker weten doe ik dat niet.

screen-shot-2010-04-19-at-34741-pm

Katrien Vermeulen,

Reageren? Graag!

(Is alles ingevuld?)